Moeder, waar ben je?

De expressionist August Stramm stotterde in zijn verzen en prozagedichten – net als de late Beckett – op de rand van de stilte. Ook Paul van Ostaijen liet zich inspireren door de Duitse dichter, die concentratie- en herhalingsprocédés toepaste door als het ware in kringen naar binnen te schrijven. Helaas kreeg Stramm niet de kans om een oeuvre op te bouwen. De Eerste Wereldoorlog brak uit en hij werd opgeroepen als reserveluitenant. In de loopgraven stortte hij zich op ritmische oorlogsgedichten – niet zelden in een parademarscadans. Zowel inhoudelijk als vormelijk slaan ze – nog steeds – in als een bom. Ze zijn aangrijpend én geestig. In 1915 stierf Stramm bij een aanval op Russische stellingen in het huidige Belarus.

Stramms poëtica kenmerkt zich door veelvuldig gebruik van infinitieven, weglating van bijvoeglijke naamwoorden en willekeurige rangschikking van zelfstandige naamwoorden. In 2019 verscheen bij Vleugels een bundel van vier mesmeriserende gedichten, vertaald door Jan H. Mysjkin.

In ‘De mensheid’ vloeien zwarte tranen, vallen logge lijven, gapen muilen, gorgelen burlen woorden, schudden vreugde vloeken en pijn, leert de menselijke geest overeind staan, voorwaarts rugwaarts zijwaarts opwaarts neerwaarts wankelen, brokkelt de ruimte, brijzelen hersenen, sterren werelden, trillen botsen botsen slingeren klampen mensen over botten, gehoopt gestapeld door de nachten, het graf in, kring in kring. ‘Tranen kringt de ruimte!’ besluit Stramm na een zondvloed aan woorden.

Het prozagedicht ‘De laatste’ verbeeldt euforische wanhoop. Na ‘drie dagen kogelbuien! brullen! drie dagen jaren eeuwigheden! en je bent nog niet neergekogeld!’ zet het blauwe spook rode ogen op en stormt voorwaarts, ‘haha! eropaf! eropaf!’, ‘schiet de geweren koud’, roept om zijn moeder (‘ik was een weke jongen. verduiveld!’), rotzooi! menslief! hoera! in de roos, hoera! neemt de benen, voorwaarts. ‘vlieg. buitel. goed zo. kerel!’ Wie zou in dergelijke omstandigheden niet, zoals Stramm, vol geestdrift roepen: ‘moeder. waar ben je?’

In ‘Wachten’ stemt het moment dat voorafgaat aan de intrede van een meisje in zijn kamer de dichter dichterlijk. ‘ik ga naast haar zitten. ik kan haar omhelzen (…) ik zal haar verscheuren. de kleren ruk ik van haar lijf (…) waar is de wijn? (…) ik drink alvast een glas (…) mijn moeder. hahaha! als ze wist wat ik ermee wil lokken (…) slecht? ik. nee. (…) ik wil leven (…) de duivel hale haar. ik scheur haar aan flarden (…) haha! ik ben verliefd. de revolver een meisje (…) maagdelijk (…) ik ben geen verleider. ik wil geen verleider zijn. mijn moeder. en toch! (…) we babbelen. zeker. nee. het hoeft toch niet. haha! man en vrouw. zeker (…) ze zal me uitlachen (…) ik ga weg. ik ben er niet. ze zal niet komen (…) getrippel (…) klopt. donders. heus (…) aiai!’ Wat nu?

Met ritmische woordenstromen weet Stramm de spanning perfect op te bouwen en de lezer te overmeesteren. Nagelbijtend spring je met hem uit de loopgraaf de vijand tegemoet, val je tollend een eindeloze ruimte in, slaak je kreten om je moeder en werp je je ten slotte met lijf en leden vol doodsverachting op het onontkoombare: een meisje dat je kamer betreedt.

August Stramm: De mensheid/Wereldwee/De laatste/Wachten, Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk 2019, 48 p. Vertaling door Jan H. Mysjkin. ISBN 9789078627661.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Twitter-afbeelding

Je reageert onder je Twitter account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: