Impressie: Vogelzang in tijden van stilte

In Vogelzang in tijden van stilte verdiept de Brit Steven Lovatt zich in een microkosmos die een fascinerende weelde voor de zintuigen biedt. In een taal, bijna zo virtuoos als vogelzang, gaat hij op zoek naar de alledaagse mystiek in het leven van vogels. Nu eens uitbundig, dan weer ingetogen, wisselt Lovatt in zijn observaties poëtische passages af met nummertjes freestylen, nu en dan onderbroken door een romantische mijmering, woeste kakofonie of een vleugje mythologie. De lugubere schoonheid van de schemering – ‘meer toestand dan tijd’ – wanneer er een bevreemdende stilte heerst, acht Lovatt het meest geschikt om op vinkenslag te zitten in bos, veld of park.

Lovatts verhaal begint en eindigt met een spreeuwenzwerm, een wonderlijk fenomeen dat de toon zet voor zijn compositie in Vogelzang. Zilveren roepjes klinken op uit het dichte struweel. Op het eerste gehoor klinken de roepen van diverse vogelsoorten vrijwel eender. Bij aandachtiger luisteren vertonen ze een almaar toenemende verscheidenheid. Lovatt identificeert zich graag met vogels en heeft zo zijn voorkeuren. Neem nu het buigzame, extatische zanglijsterlied, een en al zelfexpressie; of de goudvink met zijn pretentieloze geratel en geknars, ‘dat klinkt alsof er diep in het struikgewas iets hoognodig geolied moet’. Ook het heldere lied van de strijdvaardige merel en de frisse trillers van het winterkoninkje, de ratelende monologen van kraaien en het vrolijke gekakel van de kauwen met hun rijke vocabulaire, kunnen Lovatt erg bekoren.

Vogels brengen geluid voort met lucht uit de ene of de andere long, of uit allebei tegelijk, omdat de syrinx – een vocalisatiemechanisme – zich laag in de luchtpijp bevindt, op de plaats waar die zich vertakt in de bronchiën. Soms lijkt er wel een volledig orkest in één zangvogel te huizen. Vogelzang kan zeker in verband worden gebracht met ‘hofmakerij en de verdediging van grenzen’, maar wat sommige vogels na de paartijd zingen is ‘zo uitbundig anders dat je moeilijk om de conclusie heen kunt dat ze het louter voor de lol doen’. ‘Toevallig opperde Charles Darwin dat vogels door emotie gedreven werden en van “louter geluk” konden zingen. Zoals zo vaak gebeurt met stichters en hun acolieten, waren Darwins volgers roomser dan de paus, en sommige weigerden de notie dat vogels gevoelens hadden te accepteren.’

‘Alsof ze betoverd zijn, zijn de muren en bomen van de stad gaan praten. Uit kieren en gaten in steen en metselwerk, uit beschaduwde doornstruiken, uit de luchtige bladgroene mezzanines van bomen en uit de spleten in de stammen weerklinkt gebedel en gefleem van blinde, hongerige nestvogels.’ Terwijl roodborstjes ijverig bouwen en foerageren, legt de koekoek haar eitjes in het nest van een ander. Op constante missie naar het onkruid bij de muur, trekken mussen reikhalzend paardenbloemblaadjes en kruiskruidzaad los voor de nestbouw, ‘voordat ze weer inklinken tot hun gebruikelijke bolronde postuur en er met volle mond en een gesmoorde tsjilp vandoor vliegen’. Naast de standvogels eisen in het voorjaar ook miljarden trekvogels uit Zuid-Europa, het Midden-Oosten en Afrika hun broedplaatsen op. Dat is de tijd dat de merel dagelijks als eerste met zijn zang begint en er, lang na zonsondergang, als laatste mee ophoudt.

Samenzang bij vogels is uiterst complex en nabootsing courant, aldus Lovatt. Net als in de menselijke taal ontwikkelen vogels op verschillende plaatsen verschillende dialecten. Een geelgors in Engeland hanteert een volkomen ander repertoire dan zijn soortgenoot uit Nieuw-Zeeland. Ook nemen ze, over generaties heen, roepen over van andere diersoorten (daar bestaat een woord voor: cultuur). De symbiotische relatie van vogels met andere dieren komt het duidelijkst naar voren in het uitzonderlijk complexe repertoire van de Australische liervogel. Volgens een Aboriginal-mythe kan dit diertje met elke andere diersoort communiceren.

Lovatt denkt dat het huidige tijdperk van opgelegde digitalisering het algehele geluidslandschap – althans in mensenoren – zal verarmen en ons vermogen om het vogellied waar te nemen sterk zal beperken. In 1962 waarschuwde Rachel Carson in haar boek Silent Spring voor een wereld waarin vogels worden vergiftigd door pesticiden. Voor een groot deel is deze dystopie werkelijkheid geworden. Alleen al in Groot-Brittannië zijn er vijftig miljoen vogels minder dan toen Carson haar boek schreef, grotendeels door de catastrofale afname van het aantal insecten, veroorzaakt door – jawel – pesticiden. ‘Stel je het geluid voor van vijftig miljoen vogels die de lente een serenade brengen, en je hebt een idee van wat we missen.’

Lovatt stelt voor om de huidige pandemie met haar kielzog van stilte als een kans, een geschenk te zien, ‘in die zin dat ons bewustzijn van de natuurlijke wereld, ons enige thuis’, erdoor kan worden hersteld. Maar daarvoor zullen we de nieuwe aandacht voor wat echt van belang is, moeten vasthouden, ook wanneer de consumptie- en afleidingsmachine weer op volle kracht dreigt te draaien. De aanblik van vogels, ‘de gevleugelde belichaming van de bevrijde ziel’, hun autonomie en hun zang doen ons telkens opnieuw beseffen ‘dat de wereld meer is dan het domein van mensen’.

Vogelzang in tijden van stilte scheert, schiet en wervelt in zijn fabuleuze vlucht langs alle nuances van vogelzang. Lovatts boek verdient het een levenslange huisvriend te worden. Sinds ik het las, weet ik vogels opmerkelijk nabij en ben ik me meer dan ooit bewust van het rijke geluidslandschap in de natuur. Die nieuwe verbinding stemt me hoopvol.

Steven Lovatt: Vogelzang in tijden van stilte, De Geus, Amsterdam 2021, 210 p. Vertaling van Birdsong in a Time of Silence – An Awakening door Ine Willems. ISBN 9789044544701.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑