Een jij (m.) en een ik (v.) zijn in gesprek. Ze telefoneren of sturen elkaar brieven. Tussen hen is er – fysiek en mentaal – een grote afstand: zij leeft teruggetrokken op een eiland; hij bevindt zich aan een ander eind van de wereld, waar een gure wind waait. Zij probeert tijd en afstand te... Lees verder →