
De Belgische schrijfster en cineaste, Chantal Akerman, schrijft te zijn geboren als een oud kind, dat ze leefde als een oud kind en nooit geweten heeft hoe ze dat leven moest leiden. Schrijven durfde ze aanvankelijk niet, dus maakte ze films. Ongedurig reisde Akerman de wereld rond. Telkens opnieuw vertrok ze, kwam ze terug, vertrok ze weer. Ze woonde afwisselend in New York, Parijs en Brussel. Ze zocht, maar vond niet. Nooit kwam ze thuis. Ze leidde haar onbestemde leven klein, gekadreerd, net als de scènes in haar films. Die zelfverkozen beperkte, vaak beklemmende ruimte gaf de bipolaire Akerman de gelegenheid diep, aandachtig, impulsief te leven. Akerman voelde zich verwant aan Kafka. Net als hij schiep ze een nieuwe beeldtaal door bekende beelden op te rekken en binnenste buiten te keren. Net als hij wisselde ze weidse beelden voortdurend af met claustrofobische, als weerspiegeling van een innerlijk landschap. Net als hij was ze zich bewust van de absurditeit van de wereld en het leven en gebruikte ze die zin voor het absurde in haar oeuvre.
Toen haar beide dochters nog jong waren, zei Natalia dat haar hart dood was. Als enige van de familie had Akermans moeder Auschwitz overleefd. Natalia was niet in staat lief te hebben. Mijn moeder lacht is het onverbloemde relaas van een dochter die zich tijdens de laatste levensjaren van haar moeder probeert te verzoenen met die liefdeloze relatie. In korte, eevoudige zinnen, een directe, onopgesmukte stijl en met de nodige zelfspot, verhaalt Akerman bijna gruwelijk eerlijk over die relatie en over zichzelf. Moeder en dochter kwelden elkaar gedurig met hun aanwezigheid. Niettemin voelde Chantal zich symbiotisch verbonden met Natalia. Toen haar moeder ziek en hulpbehoevend werd, trok ze met tussenpozen bij haar in, in een Brussels appartement. Voor haar moeder was er toen al lang geen buiten meer. Er waren alleen nog rituelen: de dagelijkse boterham, de telefoon die gaat, het bezoek van de fysiotherapeut. Akerman kon het er alleen uithouden door te schrijven en Natalia ergerde zich aan Chantals ‘vuile blouse’ en ongekamde haren. Er hing veel frustratie, spanning in de lucht. Het schrijnende gebrek aan moeder-dochterliefde kruipt, kreunt en steunt uit elke bladzijde. Hun kille, afstandelijke omgang ten spijt, lachte Akermans moeder vaak. Zo maar, om niets.
In dit ‘lege lachen’ school volgens Akerman een duistere afgrondelijkheid. Zijzelf slaagde er niet in om (zoals haar jongere zus) lichtvoetig door het leven te gaan. Ze slikte pillen, raakte zonder slaaptabletten en lithium geen etmaal door en haar liefdesrelaties (met vrouwen) waren toxisch, een enkele keer gewelddadig. Beklemming en bevrijding waren voor Akerman onderdeel van eenzelfde beweging. Binnen het patroon waarin ze haar leven lang zou blijven vastzitten, eigende ze zich de vrijheid toe om die beweging almaar te herhalen. Ze zag het als haar zoektocht naar waarheid, essentie.
In Akermans films, net als in haar boeken, dwaalt ook de kijker, de lezer doelloos en onrustig rond. Door de ruimte klein, gesloten te maken en de tijd nagenoeg stil te zetten geeft Akerman ruim baan aan gevoel, gedachte, verveling, aan het kijken en het luisteren. Stilletjes hoopt ze op een snelle, genadige dood voor haar moeder. Toch is ze doodsbang voor het moment dat Natalia zal stoppen met te ademen. Wanneer het lachen stopt. Net als haar moeder verborg Chantal haar gevoelens achter een glimlach, ook in interviews, zelfs bij de ergste dingen. Akermans relaas leest als een lange gang, net als in haar films. Haar verhaal grijpt naar de keel en het lachen vergaat ook de lezer. Het kan lang duren voor je dit rauwe boek afgeschud krijgt, maar precies dat maakt Mijn moeder lacht zo sterk.
Tos slot een voorbeeld van een zeldzame conversatie tussen moeder en dochter: ‘Het is goed om te praten, vind je niet? Ja, het is goed. Maar het komt zelden voor dat je praat. Ja, soms ben ik gesloten of heb ik niks te zeggen. Maar je hoeft niet iets te zeggen te hebben om te praten. Je kunt gewoon iets zeggen en daarna iets anders, zo praat je. Ik ben dol op praten. Ja, dat weet ik mama. Ik weet het, soms herhaal ik hetzelfde. Dat is niet erg. Maar bij jou krijg je de indruk dat het erg is en dat je er niet tegen kunt. Soms kan ik er niet tegen maar soms maakt het me niks uit.’ De tragiek van hun verhaal is dat Chantal en Natalia elkaar niets te zeggen hadden. Zodoende hebben ze elkaar nooit leren kennen. Anderhalf jaar na haar moeders overlijden stapte Akerman uit het leven.
Chantal Akerman: Mijn moeder lacht, Koppernik 2024, 216 p. Vertaling van Ma mére rit door Martine Woudt. ISBN 9789083347196.
Plaats een reactie