Fluwelen brieven

Meneer Hrabal, Meneer Hrabal,

Wat maakt u het bont in uw autobiografische brievenroman Een driebenig paard! Maar houd u alstublieft niet op, want wat voel ik me in mijn element in dat blauwe zwembad van u! In de verzonken kathedraal, de ondergrondse riviertjes in Praag en tussen de twaalf poezen in uw buitenhuisje in Kersko!

Wat ik u wilde vragen: waaraan heb ik, een toevallige Amerikaanse studente slavistiek die in Praag een mondje Tsjechisch kwam leren en u tegen het lijf liep in café De Gouden Tijger, vervolgens een nachtje met u in Kersko doorbracht, de eer verdiend om een jaar lang uw muze te zijn? Nota bene van april tot april (‘the cruelest month’ van de door u zó bezongen T.S. Eliot) en zowaar tegen de achtergrond van de fluwelen revolutie! Voor de nieuwsgierige lezer leg ik de context even uit: een half jaar geleden hebben u en ik, vele jaren na ons magische eerste treffen in De Gouden Tijger, elkaar andermaal ontmoet. Op mijn initiatief (intussen was ik docente Russisch) maakte u een tournee langs Amerikaanse universiteiten. Wat een heerlijke janboel maakte u ervan! Zelfs uw literair agente Zuzanka kreeg een punthoofd. Het begon al bij een ongelukkige val op de drempel van uw woning, vlak voor u vertrok naar ‘De Veredelde Staten’ (die flauwe woordgrapjes van u, soms toch…) af te reizen. Tijdens uw hemeltergend slecht voorbereide lezingen was u zo beschonken als Dylan Thomas. Dat alles schreef u me pas later dat jaar in tientallen hemelse brieven, die me nooit bereikten. Liever dan ze op te sturen liet u ze publiceren in uw land en maakte zo bijkans een mythische figuur van me. U gaf me in uw brieven het koosnaampje Dubenka, maar zo heet ik helemaal niet! Mijn naam is April, April Gifford. Niet dat dat er ook maar enigszins toe doet in uw surreële universum, waar niets onmogelijk is.

Toch is er iets waarvoor ik u op de vingers moet tikken! U vertikte het om Charta 77 te ondertekenen, louter uit angst dat de heersende communisten u publicatieverbod zouden opleggen. Daarmee verkwanselde u toch een beetje uw literaire reputatie. Maar op u kan niemand lang boos zijn. Met uw innemende karakter en uw magistrale boeken verleidt u telkens opnieuw jan en alleman. Maar gedenk toch Jan Palach, die moest sterven tijdens de studentenprotesten in 1968, aan het begin van de Praagse Lente! En lang leve wijlen Václav Havel, schrijver, dichter en voorvechter van mensenrechten, die tot driemaal toe jarenlang gevangen gezet werd, alvorens in 1993 alsnog president te worden van – toen nog – Tsjecho-Slowakije! U was een laatbloeier. Pas rond uw vijftigste debuteerde u, kort voor de Praagse Lente. U vluchtte het land niet uit, werd geen dissident en ging ook niet ondergronds. Omdat uw literaire bedje min of meer gespreid was, koos u ervoor zich te conformeren aan de macht. Maar laat ik nu eens stoppen met daarover te knorren. Uw wondermooie brieven getuigen er immers van hoe die hele situatie aan u knaagde. Toch? Want nooit weet ik of u iets echt meent, dan wel een loopje neemt met de dingen.

Meneer Hrabal, meneer Hrabal, u bent echt niet te vatten!

Hoe haalt u het ook in uw hoofd om in 1997 van de vijfde verdieping van een ziekenhuis te pletter te vallen of te springen, terwijl u duiven voert. Wat is dat voor ongein? En wat is dat toch met die vijfde verdieping? Kafka en Rilke wilden ook al van de vijfde verdieping springen en zelf ging u doodleuk op een, jawel, vijfde verdieping wonen. Wie bedenkt zulke morbiditeiten? En wie voert ze dan ook nog uit, behalve een rasechte surrealist? Maar goed, nu heb ik het nog steeds niet over die betoverende brieven gehad! Een waar feest! Dat de lezer nu zelf maar een beetje moeite doet, ik heb al genoeg uit de biecht geklapt.

Liefs,
Dubenka

Bohumil Hrabal: Een driebenig paard, Prometheus 2024, 237 p. Vertaald door Kees Mercks. ISBN 9789044655308.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑