Antidotum voor de wereld van vandaag

De Zuid-Koreaanse schrijfster en Nobelprijswinnaar Han Kang loopt door de straten van Warschau. De stad ligt bedolven onder een laag sneeuw, gehuld in dichte witte mist. De mensen op straat zijn vreemden voor haar. Ze spreken een taal die zij niet begrijpt. De schrijfster is hierheen gekomen om een verhuld verdriet te verwerken, een rouwproces te doorlopen. Hoe en waar te beginnen? Ze kijkt rond en komt op het idee de kleur van sneeuw en van de kou om zich heen te verkennen.

‘Wit’ begint met een handvol woorden uitgestrooid op een blanco blad: het begin van een moeizaam en indringend proces. ‘En ik fantaseer dat zij hierheen is gekomen, niet ik. Naar deze wonderlijk vertrouwde stad waarvan dood en leven gelijkenis vertonen met haar leven en dood. Zoals ik me haar voorstel, zo loopt zij hier door de straten.’

Han Kang doolt rond, reflecteert over leven en dood en leert over de geschiedenis van Warschau. Ze put ook uit haar eigen herinneringen. Associaties met wit en rouw komen vanzelf. Wit kleurt de as van verkoolde lichamen en platgebombardeerde huizen. Het is ook de kleur van gebalde vuisten in de kou, een lijkwade, zoutkristallen, koplampen van een auto, de geluidloze vleugelslag van een kraanvogel en een suikerklontje. Voorts: de Ijsbloemen op het venster; warme monden waaruit witte adem wolkt, het peinzende witte gezicht van de maan, de in de verte naderende winterzee. Witte meeuwen staan er in de branding gezamenlijk te kijken naar de rood kleurende zonsondergang. Op het moment dat de golf op haar hoogst is, spat ze wit sproeiend uiteen op het zand. Han Kang twijfelt bij natte sneeuw, die noch regen, noch sneeuw, ijs of water is. ‘Gaat alles dan toch voorbij?’ vraagt ze zich af.

Tijdens slapeloze, donkere nachten lijken bepaalde voorwerpen wit. Wanneer ook maar een sprankje licht doordringt, vertonen zelfs dingen die anders niet wit zouden zijn een wazige, kleurloze gloed. ’s Avonds maak ik de slaapbank in een hoek van de woonkamer op en ga ik in dat fletse licht liggen. Ik doe geen moeite om in slaap te vallen, maar ik wacht af en voel dat mijn zintuigen zich afstemmen op het verstrijken van de tijd. De bomen bij het raam werpen silhouetten op de witgepleisterde muur. Ik peins over degene die lijkt op deze stad, denk na over de trekken van het gezicht. Tot de contouren samenvallen en ik de uitdrukking erop kan lezen.’

Witte mistflarden trekken in de loop van het boek langzaam op en er tekenen zich omtrekken af. Wit en woorden vloeien ritmisch in elkaar over en er ontstaat een soort golfslag. Wat statisch is, komt in beweging. Wat dood is, hervindt levenskracht. Louter door de kracht van concentratie op wit, herrijst de as van herinnering in een nieuwe vorm. Het is een vorm van zuivering, met wit als magische kapstok waaraan herinneringen aan leed, vreugde en twijfel worden opgehangen.

Met een onzichtbare witte draad tussen beelden, reflecties en woorden schiep Han Kang het unieke, poëtisch-fictieve, maagdelijk witte levensverhaal van haar tot dan toe onbestaande ‘onni’ (oudere zus) die meteen na haar geboorte overleed en wier leven de schrijfster al die tijd in haar plaats leek te leiden. ‘Mijn zus was dood, maar ik kwam tot leven.’

‘Nu geef ik je witte dingen.

Alles wat wit is, al wordt het misschien bezoedeld;

Alleen witte dingen zal ik geven.

Nu twijfel ik niet langer

Of ik jou dit leven wel geven moet.’

De unheimische, etherische, bedachtzame ziel die in dit boek huist, is een antidotum voor de wereld van vandaag.

Han Kang: Wit, Nijgh & van Ditmar 2017, 148 p. Vertaald door Deborah Smith en Marijke Versluys. ISBN 9789038803722.

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑