
Om haar proefschrift over middeleeuwse naaktsculpturen te voltooien, verblijft een naamloze studente gedurende enkele maanden in een niet nader genoemde stad. Ze huurt er een kamer bij Agnes, een betoverende, geraffineerd geklede kunstenares. Nu en dan komt Agnes naar de stad. Dan werkt ze in haar atelier in hetzelfde gebouw en brengt de studente fruit en bloemen. De kale esthetiek van het appartement wekt een lichte en open indruk, wat ertoe bijdraagt dat de dagen van de studente gestructureerd verlopen: ’s ochtends leest en werkt ze op het balkon, nadien gaat ze wandelen. Ze bezoekt kerken en kathedralen, slaat mensen op bankjes rondom de fontein gade, volgt de rivier en geniet van de rust tijdens de eerste herfstdagen.
In de middeleeuwse literatuur stond ‘het vlees’ vaak in relatie tot de menselijke zonde en het Laatste Oordeel. De weinige middeleeuwse naakten die de studente aantreft, tonen zachte, kwetsbare, ronde vormen en een onbestemd geslacht. Door zich te buigen over de drempels tussen goed en kwaad, zonde en deugd, hoopt de studente te achterhalen hoe middeleeuwers keken naar, oordeelden over de naakte mens. De studente gaat zodanig op in de aanblik van heiligen, engelen en demonen, dat haar blik troebel wordt en ze de gedaanten ziet verstrengelen.
Het onderzoek van de studente wekt de belangstelling van Agnes, wier werk min of meer hetzelfde onderwerp benadert. In hun gesprekken vermengen zich het onderzoeksperspectief en het kunstenaarsperspectief. Door in een meditatieve toestand het alledaagse te observeren, poogt de kunstenares alle ballast te lossen en stilte in haar werk te bereiken, wat ze ook als een oefening in het weren van verdorven gedachten beschouwt.
Terwijl ze moeizaam aan een serie witte schilderijen werkt, praat en praat Agnes maar door. De studente luistert, stelt nu en dan een vraag. Zonder schroom, innig en afstandelijk tegelijk, vertelt de kunstenares de studente over haar leven, haar huwelijk, haar kinderen, concurrerende vrouwen en de angst voor aftakeling. Waarom zou ze immers de dingen verdraaien of verbergen, als ze ze in alle naaktheid kan tonen? Echter, haar witte doek, onvolmaakt opgespannen, toont een wit, transparant portret dat iets niet onthult.
Het spontane, dan wel bestudeerde gedrag van Agnes komt de studente steeds vaker opdringerig voor. Uiterlijk en voorkomen van de kunstenares leiden de aandacht af van haar diepe innerlijk. Gebiologeerd bestudeert de studente de middeleeuwse naakten en Agnes’ dubbelzinnige naaktheid. Ze ziet mens en natuur, genot en pijn, deugd en zonde ineenvloeien, zowel in de middeleeuwse sculpturen als op Agnes’ doeken. Na maandenlang in het duister tasten, ontwaart de studente, net als in de huidplooien van de sculpturen, diepte in Agnes’ oppervlakkigheid. Over wat er onder dat oppervlak gebeurt, heeft ze geen benul. ‘Was het niet beter je eigen onwetendheid te erkennen in plaats van inzicht te claimen?’
Wanneer de studente Agnes in een ander licht ziet, haar glimlach grimas, de engel een duivel, de mens een beest ziet worden, dreigt ze verstikt te worden door wat ze niet kan peilen. Afschuw neemt de bovenhand. Agnes’ aanvankelijke schoonheid en goedheid verdwijnen naar de achtergrond en maken, parallel met de veranderende blik van de studente op zichzelf, plaats voor een nieuw beeld: een transformatie waarin spiegeling en projectie niet meer uit te sluiten vallen.
Savaş’ trage, stille observaties, visuele details en langzame ontsluiering zijn een verademing in een tijdperk waar snelheid, vluchtigheid en onzorgvuldigheid de maatstaf werden. In het laatste hoofdstuk boort de schrijfster genadeloos door het oppervlak en legt abrupt en ontwrichtend bloot wat al die tijd verhuld werd. Het verrassende einde plaatst al wat voorafging in een volkomen verschillend perspectief. Wat verkeren we graag in de illusie door ons te laten bekoren door het uiterlijk zichtbare, intimideren door een eerste impressie.
Wit op wit is niet alleen een uitgebreide verkenning van naaktheid als metafoor, als ‘iconografie van de ziel’, maar ook een (verhulde) analyse van het begrip empathie. Savaş werpt interessante vragen op. In hoeverre berokken je schade door te oordelen of net niet te oordelen? Hoe manifesteren zich begrip, mededogen en projectie in een persoonlijke relatie? Hoe verhoudt de eigen identiteit zich tot het beeld dat je koestert van een ander? Zonder duidelijke contouren toont de roman heel scherp hoe afhankelijk het beeld is van wat de beschouwer er zelf in ziet en hoe hij voortdurend vormen opvult.
Ayşegül Savaş: Wit op wit, Uitgeverij Kievenaar, Heveadorp 2022, 160 p. Vertaling van White on white door Willem Hoogendoorn. ISBN 9789083046785.
Geef een reactie