Hoe nietig de mens!

de_grote_angst_i_5c2cbe9d64e01Wat er twintig jaar geleden op de hoge alpenweide van de berg Sasseneire gebeurde, schrikt de meerderheid van de dorpsraad niet af om het vee er deze zomer voor het eerst opnieuw te laten grazen. De oude Munier waarschuwt nochtans: dat de bergen zo hun eigen ideeën hebben, dat het leven van de beesten, van de mensen op het spel staat. De anderen zwijgen. Onheil kondigt zich onuitgesproken aan.

De Franstalige Zwitser Charles-Ferdinand Ramuz (1878-1947) schreef romans, korte verhalen, essays en gedichten. Hij verwierf bekendheid als librettist van Stravinsky en siert nog steeds het biljet van tweehonderd Zwitserse frank. Ramuz’ aparte manier van schrijven werd binnen de Franse letteren niet bijzonder gesmaakt. Hij combineerde archaïsche thema’s met een experimentele, vernieuwende stijl en entte zijn dialogen op de spreektaal van de landbouwers. Voor zijn eigenzinnige stijl werd zelfs een naam bedacht: het ‘ramuzisme’, een soort ‘openluchtfrans’.

Terug naar het verhaal. De grote angst in de bergen (1926) speelt zich af in het kanton Wallis, Ramuz’ geboortestreek. Zeven mannen en zeventig stuks vee vatten de tocht naar de alpenweide aan. Joseph neemt afscheid van zijn Victorine, met de belofte dat ze zullen trouwen zodra hij terug is. Clou, de eenogige verschoppeling, meldt zich aan, evenals de oude Barthélemy, de enige overlevende van het onheil van twintig jaar eerder. Hij draagt een amulet om zijn hals; hem kan niets overkomen. Verder zijn er de landpachter Crittin en zijn neef; een jonge knaap voor de lichte klusjes; de achttienjarige Romain.

Hoe hoger de mannen klimmen, hoe kleiner ze tegenover de berg worden, met een steile afgrond aan hun ene zijde, het oorverdovende geraas van de bergbeek aan de andere. Soms zijn ze niet groter dan een stip. Boven treffen ze niets dan stilte en leegte. De mannen nemen hun intrek in de almhut. Ieder kwijt zich van zijn taak. Het vee graast rustig op de alm. Ondertussen gaat het leven beneden in het dorp zijn gewone gangetje.

Met het vallen van de nacht ziet Joseph de gletsjer van kleur veranderen; hij lijkt naar voren te schuiven. Schaduwen rennen achter hem weg en klimmen met grote vaart de hellingen op. De perceptie der dingen verandert. Het wordt koud. De mannen gaan in een kring rond het vuur zitten. Buiten is er niemand. ‘Alleen lucht, steen en water, de dingen die niet voelen, de dingen die niet denken, de dingen die niet praten.’ De oude Barthélemy wil vertellen over de gebeurtenissen van twintig jaar geleden, maar de anderen willen niet luisteren. Tot een van hen voetstappen meent te horen op het dak.

Het onheil dient zich aan wanneer ‘de ziekte’ uitbreekt onder de koeien. In de Bijbel heet het ‘de vijfde plaag’. Romain wordt in allerijl naar beneden gestuurd om het nieuws te melden. Die avond zit de gelagkamer in het dorp afgeladen vol. De oude Munier zegt: ‘Dat komt ervan, voorzitter, als je je wilt meten met wat sterker is dan jij. (…) Toen begonnen ze allemaal door elkaar heen te praten. Ze bogen naar voren, ze leunden naar achteren. Ze hieven hun vuist op, ze lieten hem neervallen. De wijn stond scheef in de glazen. De hele gelagkamer leek over te hellen.’

De dorpsraad besluit unaniem om de mannen ginder boven in quarantaine te plaatsen. Ze hebben niet langer het recht af te dalen. ’s Nachts weerklinkt door berg en dal het langgerekte geloei van de zieltogende koeien, het rammelen van hun bellen. De mannen op de alm raken de tel kwijt: ze weten niet meer welke dag het is, hoe laat het is, met hoeveel ze nog zijn. Telkens lijkt iemand van hen te ontbreken. Mensen en dieren sterven of verliezen hun verstand. Zelfs de natuur wordt ziek (de berg ‘hoest’). Woordeloos ondergaan ze hun lot. Dan breekt de voorlaatste ochtend aan… ‘De donkere, onmetelijke massa van de nacht week uiteen.’

Ramuz gebruikt de berg als metafoor voor de hoogmoed en het gebrek aan respect van de mens jegens de natuur. Hebzucht en domheid leiden vroeg of laat tot natuurrampen, die ons onvermogen om in harmonie met de aarde te leven, blootleggen. De bergen zijn bij Ramuz een lugubere plek, verstoken van romantiek. De natuur is er hard en koud als steen. Gastvrijheid valt er voor mens noch dier te bespeuren. Zelfs de meest robuuste planten overleven er ternauwernood. Hoe nietig dan de mens!

Het vertelstandpunt in De grote angst in de bergen verschuift voortdurend, van de blik van een personage naar die van een anonieme getuige of van het collectief. Nu eens vogel-, dan weer kikkerperspectief. Ramuz speelt met tijd en ruimte door nabijheid en afstand in sneltempo af te wisselen, ook in de werkwoordtijden: een duizelingwekkende techniek die de lezer uit evenwicht brengt.

Vertaler Rokus Hofstede licht in een verhelderend nawoord zijn aanpak toe. De complexiteit van Ramuz’ ‘openluchtfrans’ noopte hem hier en daar tot verfraaiende ingrepen. Hofstede noemt de roman een realistisch verhaal met een ‘tragische, mythische, bovennatuurlijke, sprookjesachtige en bij vlagen hallucinatoire dimensie’, wat deze onheilspellende roman perfect samenvat. Een idyllische vakantie in de bergen, tussen vrolijk klinkende bellen van gemoedelijk grazende koeien? Dat zit er voortaan niet meer in.

Charles-Ferdinand Ramuz: De grote angst in de bergen, Van Oorschot, Amsterdam 2019, 192 p. Vertaling van La Grande Peur dans la montagne door Rokus Hofstede. ISBN 9789028290150.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: