Door verlies getekend

Op een late zomerdag in een anonieme havenstad loopt over de kustweg een vrouw zonder naam. Ze komt van de sloppenwijk aan de stadsrand en is op zoek naar haar verdwenen zeventienjarige dochter. Langs de corniche rijzen geraamten van nieuwbouwpanden op. Auto’s rijden voorbij en pikken meisjes op, die vervolgens verdwijnen. Onbepaalde tijd geleden woedde hier een oorlog. Talloze huizen werden vernield. Burgers kwamen om, sloegen op de vlucht of overleefden tussen het puin. Het contrast tussen de haveloze vrouw en de toeristen op het strand is groot. Aan de rand van de klippen staart de vrouw in een afgrond …

In de grootse proloog van De singulariteit doemt het archetypische beeld op van een moeder op zoek naar haar kind. Balsam Karam schetst in haar tweede roman vol toewijding het naakte beeld van verlies. Het lijkt wel alsof deze Koerdische met Irakese en Iraanse wortels, die sinds haar kindertijd in Zweden woont, woordeloos schrijft, zonder klank componeert, contourloze beelden schetst. Puur de stilte, de leegte die ze oproept.

Vermiste werkte tot voor kort in een horecazaak op de corniche. Intussen zijn er al zo veel vermisten dat ze geen namen meer hebben. ‘Kst!’ De kelners jagen de zoekende vrouw weg wanneer ze tussen de tafels rondscharrelt en naar haar dochter informeert. Niemand kan of wil haar helpen. Roerloos staat de vrouw midden op de weg. Ze bidt. Haar andere kinderen, achtergelaten, thuisloos, spelen in een steeg. Wars van alle tijdsbesef, halen ze herinneringen op aan een lang vervlogen verleden, alsof ze al heel oud zijn. Ze weten niet wie, waar, wanneer te zoeken. De grens tussen wat bestond en zou kunnen bestaan is onbestaand. Behalve de hemel boven hun hoofd en de steen in hun hand hebben ze geen referentiepunten. Onder het wakende oog van hun oma, die de familie vervolledigt, leggen ze stenen op elkaar, bouwen een muur, maken een vuur waarop ze de restjes bakken die de groenteboer komt brengen.

Karams merkwaardig opgebouwde zinnen springen al snel in het oog. Is het de taal van een vreemde? Wil de schrijfster innerlijke leegte oproepen door vervreemding te scheppen? Ingenieus ontwricht Karam niet alleen taal, maar ook ruimte, tijd, identiteit. Geen van deze begrippen begrenst of definieert ze. De personages, afwisselend een ik, een jij, een zij, zijn contourloos.

In het tweede deel van de roman verplaatst het perspectief zich naar een zwangere vrouw die getuige was van de fatale val van de klippen. Op dat moment stierf ook het kindje in haar buik. Doelloos zwerft de zwangere vrouw rond in de kraamafdeling van een kliniek. Zolang ze haar kind niet baart, hoeft ze er geen afstand van te nemen. Ze herinnert zich de blik van de vrouw die haar kind verloor. Wie schreeuwde toen: ik, jij of zij? Maakt het iets uit? Het drama voltrok zich immers in een gedeelde ruimtetijd.

In het laatste deel figureren opnieuw een oma, een moeder en haar kinderen. Ze komen uit een land in oorlog en vragen asiel aan in de stad waar ze na een lange reis aankomen. Ze krijgen een voorlopige woning toegewezen, moeten zichzelf verder zien te redden. Dat is precies wat ze doen: de kinderen gaan naar school, moeder zoekt werk, oma woelt met haar handen in de aarde. Ze voelt niets. Dat heeft ze nog nooit meegemaakt. Via alledaagse dingen volgt de ene na de andere confrontatie: het anders-zijn, de taal, de administratie, sollicitatieprocedures, eetgewoonten, nieuwe vrienden, vooroordelen, stigmatisering, uitsluiting. Ook hier zijn moeder en dochter nauwelijks te onderscheiden. Ze delen onbestemde herinneringen in een onbepaalde ruimtetijd.

Ruimtetijd is in De singulariteit een ondeelbaar gegeven. Het is een plek waar de normale wetten niet meer gelden, waar niet valt te bepalen wie, waar, wanneer is (of was, of wordt). Ook een zwart gat is een singulariteit, een plek waar de zwaartekracht elke afstand tussen lichamen tenietdoet. De moeders en dochters in Karams roman lopen in elkaars voetsporen, kruisen elkaar, vervloeien tot een singulariteit. Wat ze gemeen hebben is een leven getekend door verlies: het land, de taal, het kind, het leven.

De singulariteit werd met uiterste zorgzaamheid op de wereld gezet. In een handzaam formaat, met een treffend omslagbeeld, in een zuivere vertaling, met een perfecte bladspiegel. Uitgever Kievenaar, vertaler Hans Kloos en graficus Edwin Smet leverden een uitgave af die de zeldzame hoogte van Karams roman alle eer aandoet.

Balsam Karam: De singulariteit, Kievenaar, Heveadorp 2022, 220 p. Vertaling van Singulariteten door Hans Kloos. ISBN 9789083249704.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: