Getuigenis van een klassenmigrant

cover-terugnaarreims-highresDe Franse denker en socioloog Didier Eribon (°1953) keert na het overlijden van zijn vader terug naar zijn geboortestreek. In Terug naar Reims brengt hij het relaas van zijn pijnlijke confrontatie met een beladen verleden en analyseert tegelijk de maatschappelijke en politieke evolutie in Frankrijk tijdens de voorbije zeven decennia. Spoken uit het verleden dwongen hem tot het schrijven van deze boeiende en moedige getuigenis.

Eribon dacht lange tijd dat hij zijn leven los van zijn familie kon leiden en zichzelf opnieuw kon uitvinden door het verleden en de mensen die erbij hoorden de rug toe te keren. Hij groeide op in een verpauperde buurt, aangetast door criminaliteit. Zijn ouders werkten in de fabriek, aan de lopende band. In zijn kindertijd was zowat iedereen in zijn omgeving lid van de communistische partij. ‘Links’ zijn hield toen heel wat in: stakingen, protesten en actieve steun aan vakbondsafgevaardigden en ‘de Partij’. Er was een groeiend zelfbewustzijn en verkiezingen bekrachtigden het politieke belang van de arbeidersklasse.

De kloof met zijn ouders ontstond al vroeg. Vroegtijdig stoppen met school was toen geen schande, wel integendeel, maar Didier wilde – als enige van de familie – absoluut verder studeren. Zijn ouders namen hem dat niet in dank af. Zijn keuze voor het intellect frustreerde hen en lokte reacties uit als: ‘Wie denk je wel dat je bent?’ en ‘Voel je je soms te goed voor ons?’ of ‘Je spreekt als een boek.’ Eribon maakte in de middelbare school kennis met literatuur, klassieke muziek en het gedachtegoed van Marx, Sartre en De Beauvoir. Hij keek op naar klasgenoten uit de bourgeoisie, door hun verfijnde cultuur. ‘Ik nam het mijn ouders kwalijk (…) dat ze niet de gesprekspartners waren van wie ik droomde of die sommige studiegenoten vonden in hun ouders.’ Ook de kloof met zijn broer werd steeds groter: ‘Ik zag hem tevreden zijn over alles waar ik vanaf wilde, houden van alles waaraan ik een hekel had.’ Uit schaamte en ook om zijn seksuele geaardheid te kunnen uiten, ontvluchtte Eribon zodra hij kon de wereld die hij zo verafschuwde. ‘Ik koos voor mezelf, ervoer de blijdschap aan mijn lot te zijn ontsnapt, werd bedwelmd door mijn gevoel van vrijheid. Dat liet weinig ruimte voor wroeging.’

Tijdens het schrijven van Terug naar Reims beseft Eribon dat een aanzienlijk deel van zijn persoonlijkheid gedetermineerd is door zijn afkomst en het sociale milieu waarin hij opgroeide. Hij had zich nooit afgevraagd hoe zijn familie ertegenover stond dat hij totale afstand nam. Als klassenmigrant geraakte hij enigszins verknipt: hij keek op naar de intellectuele elite binnen de bourgeoisie, maar was er tegelijkertijd trots op een trotskist te zijn. ‘Ik verheerlijkte de arbeidersklasse om me beter te kunnen losmaken van de echte arbeiders.’ Zolang de arbeidersklasse een abstractie bleef, een ideaal, verdedigde hij die vol vuur. Maar zodra hij met de realiteit van zijn familie geconfronteerd werd, voelde hij slechts minachting. Zijn ouders konden niet begrijpen dat hij zich bezighield met idealisme en filosofie, terwijl zij zich kapot werkten om hem daar de mogelijkheid toe te geven. Hij leerde dat ‘links zijn’ voor hem een betekenis had die haaks stond op wat zijn ouders eronder begrepen. Hij kon zich vinden in de definiëring van Gilles Deleuze: ‘links zijn’ houdt in dat je eerst naar de wereld kijkt en naar de einder, terwijl ‘niet links zijn’ betekent dat je je richt op de straat waarin je woont en het land waarin je leeft. Didiers ouders wilden hun eigen leven verbeteren en dat van iedere arbeider in hun buurt; Eribon wilde de wereld verbeteren.

Nu hij terugkijkt en zich in de levensloop van zijn familie verdiept, ziet hij hoe het afgetakelde lichaam van een arbeider het bestaan van klassen illustreert. Eribon was altijd wel van mening dat vernederen voor de heersende klasse – bourgeois, blank, welgesteld en hetero – een tweede natuur was geworden. Toch was de schok groot, toen hij de geschiedenis van zijn ouders leerde kennen. Hij veroordeelde hen almaar, zonder stil te staan bij het zware leven dat ze dag in dag uit leidden. Didier probeert in ‘Terug naar Reims’ te begrijpen waarom de communisten van toen zich later massaal tot het Front National bekeerden. ‘Ik ben er niet meer zo zeker van welk oordeel ik over dit alles moet vellen. Het is vrij makkelijk jezelf in abstracto wijs te maken dat je niet praat met iemand of de hand schudt van iemand die Front National Stemt.’ Schuldgevoel steekt de kop op. ‘Had ik hen kunnen interesseren voor lezen en had ik mijn vergaarde kennis en leergierigheid niet kunnen overbrengen op mijn broers, als ik gebleven was en belangstelling voor hen getoond had? Of had ik dan ook op het Front National gestemd? Zou ik ook in opstand gekomen zijn tegen ‘de buitenlanders’ die naar ons land komen en ‘denken dat ze hier horen’? Bij welke ‘wij’ zou ik horen? Tegen welke ‘zij’ had ik me verzet?’

Eribon weet dat hem zal worden verweten te vervallen in een complottheorie, wanneer hij van leer trekt tegen de verborgen agenda van instituties. Het schoolsysteem ziet hij als een helse machine die de klassenoverheersing, ongelijke carrièrekansen en sociale toegangsmogelijkheden bestendigt en legitimeert. Zelf heeft hij te maken gehad met ‘de overweldigende krachten van de maatschappelijke orde, die tegelijk ondergronds en in het zicht werkt, en waarvoor alles moet wijken’, toen hij gedwongen werd te stoppen met zijn studies filosofie, omdat hij niet beschikte over sociaal kapitaal. Hij moest – tijdelijk – zijn intellectuele ambities opbergen. Later zou er, ironisch genoeg via het marginale homomilieu waar er wel een mix van klassen is, een deur voor hem opengaan, waardoor hij zich alsnog kon ontwikkelen tot schrijver, filosoof en socioloog.

Eribon schrijft de opkomst en het succes van het neoconservatisme en extreemrechts toe aan het moedwillig uitroeien van het idee dat er klassen bestaan en het vervangen van collectieve identiteit door individuele verantwoordelijkheid. De hele politieke kaste, linkse partijen incluis, was er volgens hem op gericht de verzorgingsstaat te ontmantelen, ten bate van een noodzakelijke individualisering. ‘Door die hervorming van het politieke debat veranderde ons beeld van de sociale wereld en daarmee dus ook de sociale wereld zelf, die in grote mate het product is van de denkcategorieën waardoor we naar die wereld kijken.’ De politieke kaste had met het onderdrukken van het klassenbewustzijn, een vervangende vijand voor de onderdrukte klasse gecreëerd, op wie ze haar woede kon richten: de buitenlanders. Door mensen te reduceren tot individuele meningen, werden ze losgekoppeld van het collectieve machtspotentieel van vroeger. De groep die zich verraden voelde, kreeg in de gedaante van extreemrechts opnieuw gestalte.

Aan het einde van zijn relaas en theoretische analyse komt Eribon tot het inzicht dat je er hooguit naar kunt streven je te verzoenen met jezelf en de wereld die je hebt achtergelaten, door te proberen het heden en het verleden met elkaar te verbinden. Hij lijkt daar met Terug naar Reims ook in geslaagd.

Didier Eribon: Terug naar Reims, Leesmagazijn 2018, 212 p. Vertaling van Retour à Reims door Sanne van der Meij. ISBN 9789491717574.

 

 

 

 

 

Plaats een reactie

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑