
Varkenspest, mond- en klauwzeer, hepatitis E, E. Coli, Salmonella, zikavirus, diverse ebolavarianten, nieuwe griepvarianten, SARS-CoV-2: de lijst van ziekteverwekkers die mede voortkomen uit de grootschalige agribusiness en voedselindustrie in een almaar meer ontboste wereld, groeit voortdurend aan. Denken dat die virussen niets te maken hebben met de kapitalistische productiewijze, noemt socioloog en filosoof Willem Schinkel in zijn recente boek Pandemocratie kortzichtig. Het grootschalig fokken van dieren in de bio-industrie, het streven naar genetische homogeniteit en het ongebreidelde gebruik van antibiotica zorgen ervoor dat die dieren minder weerstand tegen virussen hebben. De landbouw is dus al enige tijd stevig verweven met de farmaceutische industrie. De strijd met virussen houdt er zichzelf in stand.
‘Mondiale agribusiness wordt zo gekenmerkt door decennia van concentratie, van standaardisering van productie, standaardisering van immuunsystemen en standaardisering van ecologieën.’
In de menselijke samenleving is zich een gelijkaardig proces aan het voltrekken. Onder zware druk van het kapitalistische contract wordt extreem rigoureus omgegaan met besmettelijkheid. Het beleid is permanent gericht op risicomanagement. Tegenwoordig uit zich dat zelfs in het koppelen van burgerschapsrechten aan gezondheid. Het altijd al fictieve ‘sociaal contract’ wordt bezegeld met een prik: de ideale ‘proeftuin voor toekomstige situaties waarin gezondheid een juridisch en financieel differentiërend criterium wordt’.
Gelijktijdig raakt de ‘platformisering’ van de economie in een stroomversnelling. Schermgemedieerd sociaal contact en online consumptie worden aangemoedigd, verbeeldingskracht en creativiteit ontmoedigd. Voor bedrijven als Amazon, Microsoft, Zoom, Bol dot com en Thuisbezorgd is de pandemie een groeimodel. ‘Zij opereren via een type logistieke infrastructuur dat compatibel is met (gedeeltelijke) lockdowns. Platformisering en het algoritmisch management van kapitaalaccumulatie past bij een leven in quarantaine.’ Het cyborgprincipe speelt ook volop in het sociale leven: het samenzijn kan inmiddels gesurveilleerd en ‘machinaal beheerd (…) worden binnen logistieke randvoorwaarden’..
Platforms bieden een steriele ruimte, wat het risicomanagement aanzienlijk vergemakkelijkt. De keerzijde is dat geweld van klasse en raciaal geweld onzichtbaar gemaakt worden. Waarom gaan de autoritaire ingrepen tijdens deze pandemie gepaard met financiële maatregelen die ‘weliswaar de schijn van socialistisch staatsoptreden hebben, maar die toch vooral een manier zijn om bij iedereen de duimschroeven aan te draaien, om iedereen de precariteit te doen vóelen?’ Schinkel stelt dat de genomen maatregelen vooral bedoeld zijn om ‘een kapitalistische productiemodus te continueren, waarin uitzonderlijke maatregelen in dienst staan van het geïndividueerde beheren van de schuld van bevolkingen. Het betreft één grote poging om, zoals steeds, te voorkomen dat het collectief zichzelf zou besturen. (…) Het is een manier om solidariteit kapot te maken en om vervolgens te wijzen op de scherven van die solidariteit en te zeggen: ‘Zie je wel, zo kan het niet, met zulke solidariteit redden we het niet’.
‘Al het gebabbel over eigen verantwoordelijkheid tijdens de pandemie had ook een praktische expressie van solidariteit kunnen zijn. Dat zou betekenen: vrijwillige quarantaines in plaats van autoritaire maatregelen, een voor iedereen toegankelijk en werkend systeem van testen en traceren, en bovenal een georganiseerd antwoord op de problemen die velen ervaren in quarantaines, zoals woon-, werk- en inkomensgaranties, collectieve ondersteuning van leerlingen en studenten, aandacht voor de eenzaamheid van alleenstaanden en ouderen, bijvoorbeeld via het op straat- en buurtniveau organiseren van voedselvoorziening. Maar in plaats van dit soort van daadwerkelijk politieke solidariteit, krijgen we steeds weer het moraliserende, en dus consequentieloze gezever van het een beetje op elkaar letten’ en oorlogsretoriek is bon ton geworden. Daarin raakt alle bestaande ongelijkheid ondergesneeuwd.
Ook internationaal is solidariteit ver te zoeken. In plaats van hulp te sturen, sloten landen hun grenzen en verboden export van medische materiaal en sommige medicijnen. Werkelijke mondiale coördinatie is evenzeer afwezig en het WHO wordt steeds afhankelijker van private donaties zoals van de Bill & Melinda Gates Foundation. Publiek geld wordt gebruikt ‘om private bedrijven vaccins te laten ontwikkelen die vervolgens aan de beperkingen van de markt onderhevig zijn’.
Er is niet gekozen voor een economie van de mensen, concludeert Schinkel, een economie waarin een lockdown geen instant existentiële onzekerheid betekent, en waarin het leven niet door schuld bepaald wordt, omdat er een zeer kleine klasse is voor wie accumulatie voor alles gaat: een klasse die haar hand niet omdraait voor planetaire plundering en het gewelddadig onderdrukken van alternatieve levensvormen en wier primaire doel het zorgvuldig plannen en coördineren van de natuur is. Ook de menselijke soort is intussen onderworpen aan de bio-industrie, laten we ons daar geen illusies over maken.
Er is niets natuurlijks en niets noodzakelijks aan kapitalisme, we zitten niet gevangen in de wereld die we mee in stand houden. We hoeven ons niet te wapenen tegen die geconstrueerde vijand: ‘de natuur’. We zijn er immers mee verweven en zullen ons ook in de toekomst ‘van nature’ voortdurend aan die natuur aanpassen. We hoeven ons niet met onze exploitatie te laten verzoenen. We kunnen ook kiezen voor een pandemocratische levensvorm. Wat die pandemocratie inhoudt, legt Schinkel haarfijn uit in dit bijzonder interessante werkje, dat nogal wat essentiële inzichten verschaft.
Willem Schinkel: Pandemocratie, Leesmagazijn, Amsterdam 2021. ISBN 9789083121468.
Geef een reactie