
In zijn jongste bundel, Alles is hier nog, verzinnebeeldt de Antwerpse dichter Marc Tritsmans zijn verlangen naar de oorsprong van het leven en naar verbondenheid met de natuur, door tegenover de tijdloze leegte die aan het bestaan vooraf gaat, het vergankelijke, het cyclische te plaatsen. De bundel doorloopt het leven in vier reeksen: ‘Beginnen’, ‘Kleine verhalen’, ‘Een litanie en een psalm’ en ‘Eindigen’. Ziedaar de mens. Tritsmans’ verzen voelen vertrouwd aan, als een oeroude vertelling, al miljoenen malen verhaald, en nu andermaal. Noemde de dichter in zijn vorige bundel (Aanrakingen, 2015) datgene waarop hij geen grip kon krijgen ‘vloeibaar geworden werkelijkheid’, in Alles is hier nog vertrekt hij vanuit de ongrijpbare stilte van het niets.
In ‘Beginnen’ glijdt een mens met hels gekrijs langs het geboortekanaal een schrikbarende leegte in. De pasgeborene, die in ‘de eerste paniek van dit leven’ nog naar een uitweg tastte, vindt vrijwel meteen troost. Nog voor de eerste vraag weerklinkt, vult zich de leegte spontaan met moedermelk, maken ‘zangerig zoemende klanken’ de boreling slaperig en willen ‘twee glanzende spiegelende dingen’ hem iets vertellen. Onontkoombaar is zijn lot: het nooit aflatende ‘strijden tegen een pijnlijk ontbreken’ in een wereld die vaak koud is, en hard. Weldra zal hij de aantrekkingskracht van de zee en het getij ondervinden en kennismaken met de eeuwige wederkeer der seizoenen.
Na ruwweg acht jaar zijn we door onophoudelijke celvernieuwing een dubbelganger van onszelf geworden. De eerste ‘Kleine verhalen’ zijn ontmoetingen met de natuur. Elke waarneming verdient onverdeelde dichterlijke aandacht: een merel die zijn broedsel aan de kat verliest, de aanblik van een overreden eekhoorn, een glimp van de zilverreiger die beslist heeft ‘om zich nog eens aan ons/ gewone stervelingen te vertonen’. In Tritsmans’ eenvoudige, gracieuze beeldspraak keren vleugelslagen, zompige aarde, gutsende regen in een zorgeloze kindertijd geregeld terug. De dichter maakt van de prille reis door het leven nu eens een luchtig spel of een zoete droom, dan weer een gruwelijke strijd. In ‘Ecce homo’ breekt de dichter even uit het vertrouwde huis om de mens te zien zoals hij hem ‘roepend, kreunend, zingend/ zwijgend na een leven lang zoeken’ vond.
Het leven is tevens een ‘Litanie van de tijd’. Die tijd doet zijn intrede als stilzwijgende vermorzelaar, als hondstrouwe aanwezige ook, mogelijk de enige toeschouwer van het ontstaan en het verdwijnen van alles:
die eerst nog als een streling / op die eindeloze zomerdagen zo / zacht door onze haren lijkt te gaan // maar vervolgens onaangekondigd / als een strakke, schurende nooit / aflatende wind dwars door ons heen // begint te waaien zonder dat ooit / ergens beschutting mogelijk is / zodat hij ons langzaam ontmantelt // uitholt, afbreekt.
De bundel eindigt anno nu. De wereld toont zich ‘in vergeefse helderheid’. Wat we precies zijn kwijtgeraakt, blijft ongewis; herinneringen aan vertrouwde werelden, gekoesterde mensen, geuren, klanken, kleuren, stilte stellen gerust. Hoe dan ook hoeven ‘Laatste woorden’ geen afscheid te zijn, want fysica en kwantummechanica kunnen troost bieden. In welke vorm ook, we blijven deelachtig aan kwantumverstrengeling en tot sterren en planeten klonterende materie in alle mogelijke melkwegstelsels, in eeuwigdurende actie en reactie. Alles is hier nog is een confronterende maar gastvrije bundel, als een huis met de deur op een kier, waar ’s winters een gure wind doorheen waait en waar de bewoners er ondanks alles op vertrouwen dat ooit een nieuwe lente aanbreekt.
Oorspronkelijk verschenen in Awater 2021-1: https://www.poezieclub.nl/recensies/422-alles-is-hier-nog.html
Marc Tritsmans: Alles is hier nog, Nieuw Amsterdam, 72 p. ISBN 9789046827710.
Geef een reactie