Menslievend observator met ironische pen

roth
Joseph Roth

Moskou, 1926. Enkele dagen voordat Joseph Roth naar Duitsland terugkeert, na een maandenlange reis door de Sovjet-Unie, komt Walter Benjamin hem opzoeken in zijn hotel. Ze hebben een lang gesprek. Benjamin zal nadien schrijven dat Roth geen goede indruk op hem maakte, ‘dat hij kennelijk op grote voet in een luxehotel leefde’. Volgens Benjamin was Roth als een (bijna) overtuigd bolsjewist naar Rusland gekomen en zou hij als een royalist terugkeren.

In ‘Spoken in Moskou. Reportages en brieven uit Rusland’ onderneemt Roth, in opdracht van de Frankfurter Zeitung, in 1926 een reis door Rusland. De menslievende Roth voelt al bij voorbaat deernis voor de kleine revolutionair ‘die moet blijven vechten voor zijn bestaan, weliswaar met een beetje meer staatssteun dan voordien, maar met veel meer bureaucratie, verbodsbepalingen en controles’. Roth loopt aanvankelijk verloren in het voor hem veel te grote en ingewikkelde Rusland.

Wanneer hij in Rusland aankomt, stelt Roth vast dat hij nooit eerder aan een grens zo’n grondige inspectie heeft meegemaakt. ‘Dit lijkt toch in niets op een normale grens tussen twee landen, het wil een grens zijn tussen twee werelden.’ Roth ontdekt vrijwel meteen dat zowel de verdedigers als de critici van de Sovjetstaten er compleet naast zitten omdat ze alles politiek bekijken. Volgens hem gaat het niet om politiek maar om cultuur, godsdienst, metafysica en spiritualiteit. Dat zal het uitgangspunt worden voor zijn observaties.

Onderweg naar Astrachan op de Wolga-stoomboot beschrijft Roth de nieuwe Russische burger, verrijzend uit de Revolutie. In de eerste klasse reizen de NEP-mannen (NEP staat voor Nieuwe Economische Politiek: een aantal liberaliserende maatregelen die Lenin in 1921 nam om de hongersnood na de burgeroorlog te lenigen). Zij vergaren snel fortuin en brengen hun vakanties door aan de Krim. In de vierde klasse slapen de passagiers in houten schuiven, twee lagen boven elkaar. Ze eten pompoen, zoeken luizen op de hoofden van hun kinderen, zetten thee en spelen – uiteraard – balalaika. Wanneer ze slapen raakt Roth ontroerd bij de aanblik van hun aandoenlijke naïviteit.

Het voorbijtrekkende landschap langs de oevers van de Wolga stemt Roth lyrisch. Hij proeft de bittere smaak van ‘de tijdloze droefheid en eindeloze stilte van een weidse vlakte.’ De steden aan de Wolga zijn de mistroostigste die hij ooit heeft gezien. Tijdens zijn verblijf in Astrachan heeft hij het uitsluitend over het stof en de vliegen. Hij prijst zich gelukkig dat de noodzakelijkste instellingen, zoals een hotel, schrijfpapier, de post en de ‘Konditorei’ in een enkele straat te vinden zijn. ‘Zonder de Konditorei had ik niet kunnen werken, de belangrijkste schrijfbehoefte is koffie.’ Roth is literair op zijn best wanneer hij getergd wordt. Dan neemt hij makkelijk een loopje met de feiten en dikt zijn verhaal aan. Bijvoorbeeld wanneer hij verslag uitbrengt over de vliegen van Astrachan:
‘De vliegen vormen achtennegentig procent van de Astrachaanse fauna. Ze hebben geen enkel nut, geen handelswaarde, niemand leeft ervan, zij leven van iedereen. (…) Op de witte bloezen die de meeste mannen hier dragen zitten duizenden vliegen, rustig te suffen, ze vliegen niet weg als hun gastheer een beweging maakt, ze blijven twee uur lang op zijn schouders zitten, ze zijn niet te verjagen, de vliegen van Astrachan. (…) Zou ik in Astrachan blijven, ik zou spinnen kweken en ze met meer zorg behandelen dan de kaviaar.’

In een volgend stuk beschrijft Roth wat hij in Rusland op straat ziet. ‘Op het eerste gezicht zien de straten van de Russische steden er kleurrijk en levendig uit. Veel vrouwen dragen een rode hoofddoek strak over het haar, breed geknoopt in de nek.’ Toch maakt de Russische straat een grauwe indruk op hem. ‘De arm en sjofel geklede mensen stralen een grote, in zijn nuchterheid overweldigende, in zijn poverheid pathetische ernst uit. Nooit eens iemand die niet aan het werk is, nooit iemand die er totaal zorgeloos uitziet. Alles ademt de sfeer van een leven vol arbeid en rijk aan problemen.’ Ondanks Roths bewondering voor de strijdlust en de volharding van de mensen overvalt hem in de straten een heel specifieke droefheid. Hij schaamt zich voor zijn verlangen naar lichtzinnigheid en immoraliteit, zijn heimwee naar de geur van beschaving, naar westerse decadentie. Hij koestert de vurige wens om ‘nog één keer een modeshow te zien en de hele ondergang van het Avondland’. ‘Dat is vast een burgerlijke terugslag’, besluit hij.

In Rusland ziet Roth de intellectuele jood achter zijn ploeg nadenken over de problemen van de relativiteitstheorie terwijl de boeren om hem heen nu pas met veel moeite leren lezen en schrijven. Wanneer hij het over de Russische vrouw heeft, raakt Roth hartstochtelijk op dreef. ‘Ze heeft ruitersbloed en een hoog aanvalstempo. Haar emotionaliteit, zelfs haar huilerigheid wordt niet sentimenteel, omdat ze deel uitmaakt van de diepe Slavische melancholie en niet een uitvergroting is van de emotie van het moment.’ Toch ziet hij een jammerlijke evolutie. De Russische vrouw verkreeg dan wel volledige seksuele vrijheid maar ze raakte net daardoor beroofd van iedere seksualiteit. Net zoals iedereen werd ze een economisch wezen.

Roth stelt vast dat de stad het dorp ‘industrialiseert’. Ze voorziet het van scholing, propaganda, beschaving en cultuur en verlaagt haar eigen niveau om door het dorp te worden begrepen. De verworvenheden van de Revolutie vallen volgens Roth te herleiden tot louter praktische zaken. Hij vertrok naar Rusland met grote verwachtingen maar raakt tijdens zijn reis steeds meer gedesillusioneerd door het historisch materialisme en de verburgerlijking van de Revolutie. Het fanatisme van statistieken en de verering van het getal stemmen hem mismoedig. De Russische staatspropaganda heeft de publieke opinie van bovenaf aangeleerd en gevoed. De leuze zet zich langzaam maar zeker vast in het brein en vervangt het argument. Waar Roth het idealisme en het optimisme van de Russen bewondert, verfoeit hij de huichelarij, het amerikanisme, de religie van machines en het obsessieve darwinisme. Het communisme en het kapitalisme hebben veel meer gemeen dan hij dacht. Zijn beschrijving van de parade van het Rode Leger voor het Kremlin, op de negende verjaardag van de Revolutie, illustreert treffend zijn spottende kritiek op het naïeve, naar het karikaturale neigende mensbeeld van de bolsjewieken.

De donkere en koude Russische steden beginnen Roth te deprimeren. De hotels zijn vreselijk, de maaltijden afschuwelijk, de mensen hebzuchtig, vies en gelaten, de vliegen talrijk. En bovendien schrijft niemand hem. Gemopper neemt de overhand. Hij is het gebrek aan beschaving, de armoe en de ellende beu en wil terug naar zijn geliefde Europa. Hij is er nu zeker van dat de Russische revolutie alleen in sociaal opzicht vooruitgang betekent, cultureel beslist niet. Toch besluit hij met een positieve noot: ‘Ik heb er goed aan gedaan naar Rusland te komen. Anders had ik mezelf nooit leren kennen.’

In ‘Spoken in Moskou’ toont Joseph Roth zich eens te meer als een observator pur sang en als een man vol contradicties. Zijn grilligheid is niet altijd even mooi om te aanschouwen maar zijn eerlijkheid en de wervelingen van zijn ironische pen sieren zijn werk des te meer. Roth is op een volslagen unieke manier eigenzinnig en integer tegelijk. Dat maakt hem onnavolgbaar als literair journalist.

 

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: