
Friedrich Dürrenmatt (1921 – 1990) was een Zwitsers journalist, kunstenaar, recensent en schrijver van toneelstukken, verhalen en misdaadromans. Hij had een uitgesproken interesse voor filosofie en theologie; de thematiek van misdaad en gerechtigheid hield hem voortdurend bezig. In zijn ogen was onrechtvaardigheid vooral te wijten aan de dominantie van bureaucratie en andere machinerieën. Die maakten de wereld onmenselijk en complex. Het enige antwoord daarop was voor Dürrenmatt de komedie.
In 2017 begon Athenaeum – Polak & Van Gennep met de heruitgave van Dürrenmatts onconventionele misdaadromans. Achtereenvolgens verschenen ‘De verdenking’, ‘De rechter en zijn beul’, ‘De belofte’, en de verhalenbundel ‘De val/Pech/Smithy’. Met zijn sardonische stijl, onstuimige taalvirtuositeit en onbeteugelde inventiviteit raakt Dürrenmatt in elk van die werken aan de kern van de strijd tussen goed en kwaad. Met een duivels genoegen schudt hij aan de kar van de algemeen geldende moraal.
In ‘De verdenking’ bindt de onconventionele commissaris Bärlach de strijd aan met het kwaad vanuit het ziekbed. Volkomen immobiel en ongeneeslijk ziek jaagt hij verbeten op een voormalig ss-kamparts, nu een vermaard chirurg. Bärlach komt in diens ziekenhuis terecht, waar de bloedstollende strijd begint. Lang is niet duidelijk wie zal winnen. De sfeer is zwaar en onheilspellend als in een nachtmerrie maar bevreemdende luchtigheid en een satirische ondertoon maken zelfs de grootste gruwel bij Dürrenmatt draaglijk. Ik stond ervan versteld hoe die dekselse Dürrenmatt me met zijn groteske redeneerkunst voortdurend op het verkeerde been zette. Met gemak draait hij de gangbare rollen in de traditionele misdaadroman om en gaat in zijn royale filosofische overpeinzingen voorbij aan ieder cliché.
Ook in ‘De rechter en zijn beul’ overtuigt Dürrenmatt glansrijk; hier manifesteert commissaris Bärlach zich opnieuw als een uiterst merkwaardige detective. Hij onderneemt nauwelijks iets en als dat al gebeurt is het klunzig en onbehouwen. Erkenning interesseert hem niet, hij heeft lak aan het oordeel van anderen. Meestal ligt Bärlach zwaar ziek te bed of laat hij zich door iemand op sleeptouw nemen. Zijn brein werkt echter op een onwaarschijnlijke manier: contrair en onvoorspelbaar op alle vlakken. Dat maakt hem voor collega’s én misdadigers tot een verschrikking om mee samen te werken. De duistere kant van Bärlach, het duale in hem, de onduidelijke grens tussen goed en kwaad, zorgen voor een diffuus beeld van een mens die verondersteld wordt het kwade te bestrijden en het goede te doen. Dürrenmatt brengt de donkerste schaduwen in de menselijke psyche voor het voetlicht, zonder in cynisme te vervallen. Zijn humor heeft altijd iets luchtigs, terloops, relativerends.
‘De belofte’ is nog zo’n excentrieke, melancholieke en filosofische misdaadroman, waarop Dürrenmatt patent lijkt te hebben. Dürrenmatt bekommert zich ook hier om geheel andere dingen dan om logische opbouw van de plot, ontknoping en zegeviering van het recht. Hij begeeft zich van bij het begin op meta-niveau. Waarheid of fictie der gebeurtenissen is van ondergeschikt belang. Commissaris Matthäi ontwikkelt een riskante, onorthodoxe methode om een kindermoordenaar op te sporen. Zijn obsessieve jacht op de waarheid, de bereidheid alle nodige offers te brengen en de absolute noodzaak om een belofte in te lossen, zullen zijn verder leven beheersen. Door ingenieus gebruik van verschillende vertelperspectieven en meta-ethiek doet Dürrenmatt de lezer continu aan alles twijfelen. Ook dit boek onderga je verward en kompasloos tot de bijna achteloos aangereikte ontknoping. Maar bestaat er wel zoiets als een ontknoping bij Dürrenmatt? Plots begrijp je het dwangmatige gedrag van Commissaris Matthäi uitstekend.
Na deze drie boeken stond voor mij vast dat Dürrenmatt schrijft als een tovenaar. Met een vingerknip zet hij een melancholieke en dreigende sfeer neer, geduldig en subtiel schept hij zijn karakters, ondertussen goochelend met vertelperspectieven en werkelijkheidsniveaus. Afgeleid door dat alles heb je niet door dat de schrijver een val uitzet die je onmogelijk kunt detecteren. Wanneer je helemaal het verhaal in bent gezogen, slaat Dürrenmatt onverbiddelijk toe en dwingt je om je opvattingen over ethiek en het belang van waarheid te herzien.
Bij aanvang van ‘De val/pech/Smithy’ zwoer ik dat het me ditmaal niet zou overkomen. Alert en bedacht op iedere vorm van retoriek, las ik aandachtig ‘Pech’ (door menigeen beschouwd als Dürrenmatts beste verhaal). Het verhaal begint met een korte filosofische beschouwing over een wereld waar geen god meer dreigt, geen gerechtigheid. Een wereld waar pech – door bijvoorbeeld constructiefouten of verkeerd ingestelde machines – zich onbedoeld kan uitbreiden tot iets algemeens. Een handelaar belandt met autopech in de berm. In afwachting van het herstel van zijn wagen, besluit hij in het dorp te overnachten. Zijn gastheer nodigt hem uit voor een herenavond. Drie gepensioneerde juristen komen er samen om een rechtbankspelletje te spelen, waarbij ze respectievelijk hun oude beroepen opnemen. Of hij misschien de functie van verdachte van moord wil opnemen? Lacherig verklaart de handelaar dat hij geen enkele misdaad op zijn kerfstok heeft. Maar dat is buiten de passie voor gerechtigheid van de drie heren gerekend. De ex-juristen hebben het vooroordeel opgegeven dat misdaad lelijk en verschrikkelijk is en gerechtigheid fraai. Nee, in misdaad is schoonheid, wat gerechtigheid pas mogelijk maakt. Zo deskundig reconstrueren de heren een fictieve moord, dat die werkelijkheid wordt. Niet het minst omdat de verdachte zelf overtuigd raakt van zijn schuld. Met lede ogen en toenemende vertwijfeling zag ik opnieuw hoe ijzingwekkend kalm Dürrenmatt een helder betoog kan opbouwen, en met sluitende redeneringen nog maar eens de zogenaamde onschuld en goedheid in het nauw drijft.
Met gemak zette Dürrenmatt me een vierde keer schaakmat.
Geef een reactie