Orwell op z’n best

1001004005213563
Birmaanse dagen

‘Birmaanse dagen’ van George Orwell (1903 – 1950) is een kroniek van Birma ten tijde van de Britse overheersing, gebaseerd op de ervaringen van de Britse schrijver-journalist, die er als twintiger vier jaar lang diende bij de Indian Imperial Police. Als geen ander vermag Orwell een nachtmerrieachtige, zielloze wereld te scheppen. In tegenstelling tot de sobere, directe schrijfstijl in de meeste van zijn boeken, valt in ‘Birmaanse dagen’ zijn levendige en doorwrochte beschrijvingskunst op.

Het verhaal speelt zich af in een kleine Indiase buitenpost in Birma. Kyauktada werd in 1910 door het Koloniaal bestuur als administratief centrum van een district aangewezen. Er bevinden zich een ziekenhuis, een school, een gevangenis en een Europese Club. In die Club, de ware zetel van de Britse macht, brengt de blanke elite het gros van haar tijd door met bridgen, roddelen en zuipen.

De roman begint verraderlijk lichtvoetig, met bedwelmende beschrijvingen van een idyllisch land. Op enigszins karikaturale wijze stelt Orwell een veelheid aan personages voor. Naarmate het hoofdpersonage diepte krijgt, sluipt gestaag onbehaaglijkheid het boek in. Flory, houthandelaar, reist op zijn twintigste naar Birma en leert evenveel van het rommelige land te houden als het te haten. Ver van de eerste wereldoorlog die in Europa woedt, geeft het koloniale bestaan hem een eenzaam, vergeten gevoel. Hij begint als een bezetene te lezen. Met zijn geestelijke ontwikkeling groeit ook zijn kritische ingesteldheid. Hij wordt bolsjewist. De uitbuiting die met het kolonialisme gepaard gaat boezemt hem afkeer in; voor de inlanders en hun gebruiken koestert hij sympathie. Niettemin behandelt ook hij hen wreed. Flory is een lafbek en een opportunist, niet in staat tot integriteit. Zijn hypocriete gedrag wordt geaccentueerd door de zijdelingse manier waarop hij anderen aankijkt, vanwege een reusachtige wijnvlek op zijn wang.

De Engelsen in Kyauktada treffen elkaar dagelijks in de Europese Club. Ze koesteren een soort valse camaraderie. ‘Het is traditie om met zijn allen te zitten zuipen en bij elkaar te gaan eten en net te doen of we dikke vrienden zijn, maar eigenlijk haten we elkaar als de pest.’ Het gezelschap houdt zich onledig met bridgen, tennissen bij valavond, het afjakkeren en mishandelen van inlandse bedienden, verkrachting van jonge Birmaanse meisjes en jagen voor het plezier. De onderlinge verhoudingen worden sterk bepaald door roddels, afgunst en intriges. Daarbij worden de kolonialen voortdurend geplaagd door rodehond, muskietenbeten en zonnesteken. Kortom: ze hebben geen benijdenswaardig bestaan: ‘Het is een kwade koop, dertig jaar op een mager salaris in een vreemd land te leven, en dan terug te komen met een verwoeste lever en een schubbige rug van het zitten in rotanstoelen.’

De personages in ‘Birmaanse dagen’ zijn even kleurrijk als het exotische decor. Er is de door en door corrupte districts-politierechter, die een gezagsgetrouwe dokter wil belasteren, omdat die als eerste niet-blanke tot de Club dreigt toegelaten te worden. Verder zijn er: de hoofdinspecteur van de politie, de joviale assistent-resident, het dienstdoend districtshoofd van het bosbeheer en enkele bedrijfsleiders met hun hooghartige vrouwen. Flory is de enige die met één been buiten de Club staat. Hij is wanhopig, want hij zit opgescheept met een inhalige inlandse maîtresse. Hij moet iemand zien te vinden om zijn leven in Birma mee te delen. De pas uit Engeland aangekomen Elizabeth kan de oplossing van zijn problemen betekenen.

Hebzucht, haat, afgunst en wrok floreren onder de kolonialen en ontaarden, wanneer de moessonregens beginnen te vallen, in obsceniteiten en moordzucht. En dan gebeurt het ondenkbare, het onvergeeflijke: een blanke wordt vermoord. De hel barst los. In een mum van tijd barst het flinterdunne laagje vernis in duizend stukjes en al wat eronder zit komt etterend aan de oppervlakte. Er volgt een weerzinwekkende vertoning van alle menselijke driften. Maar wie zal uiteindelijk aan het langste eind trekken, wanneer de orde zich herstelt?

Orwell zou natuurlijk Orwell niet zijn, mocht hij aan het verhaal geen uitgesproken maatschappelijk engagement en een politiek statement koppelen. In dit geval: een genadeloze kritiek op het kolonialisme. Het boek werd voor het ter perse gaan in de jaren ’30 dan ook streng gecensureerd door de Britse autoriteiten. In de hedendaagse uitgave is alles min of meer in de oorspronkelijke staat hersteld. Ondanks hun wreedheid en onversneden racisme, wekken de personages toch een zekere sympathie op. Dat geeft een ongemakkelijk gevoel, wat vermoedelijk Orwells bedoeling was. Enerzijds is er herkenbaarheid en het comfort van het groepsgevoel, anderzijds schopt Orwell de lezer genadeloos een geweten. Die onbehaaglijke combinatie van afkeer, herkenbaarheid en sympathie intrigeert en doet je ademloos verder lezen.

‘Birmaanse dagen’ beklijft. In afwisselend ironische en bombastische vertelstijl laat Orwell de personages wervelen tegen een exotische achtergrond. Hij voert een broeierige, welhaast filmische setting op; net of je staat ter plekke, naast de regisseur, het hele gebeuren gade te slaan. Je bent in Birma! ‘De hitte sloeg gestaag en ritmisch op je hoofd neer, alsof je met een reusachtig kussen werd geslagen.’ Orwell geselt zijn lezers, laat ze aan den lijve voelen hoe het is om opgesloten en geïsoleerd te zijn in een alomvattend despotisch systeem dat de betere kanten van de menselijke natuur ondermijnt. Orwell lezen is – telkens opnieuw – een probaat middel tegen onverschilligheid.

 

George Orwell: Birmaanse dagen, De Arbeiderspers 2018, 352 p. Vertaling van Burmese Days door Anneke Brassinga. ISBN 9789029519854.

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s

Blog op WordPress.com.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: