Boekendienaar is een flaneur. Althans dat verbeeldt hij zich wanneer hij getooid met sjofele hoed en gepommadeerde snor in zijn beige linnen pak de boulevard op wandelt. Stroomopwaarts kuiert hij de zomerse dag tegemoet en laat zich meedeinen op het ritme van wandelaars en vaarders. Nu en dan houdt hij blijmoedig halt aan de oever om de weerspiegeling van het wilgengebladerte op het wateroppervlak te aanschouwen. Reeds denkt hij aan bezielde formuleringen om later op de dag deze flaneerervaringen neer te pennen.
De gedachte aan ‘Le déjeuner des canotiers’, bijna anderhalve eeuw geleden hier aan de waterkant door Renoir op doek gezet, stemt Boekendienaar mild. Zijn blik wordt fluwelig, zijn ziel fijngevoelig. Op dit punt in het flaneerproces harmonieert hij volkomen met zijn omgeving, de natuur en de hele geschiedenis. Menig wandelaar en vaarder kijken hem tersluiks aan, omwille van zijn anachronistische voorkomen. Op deze plek zal niemand het wagen zijn fanatieke flaneergedrag te verstoren of te ridiculiseren. In deze contreien worden de volgelingen van de Maupassant, die de boulevard wel honderd keer op en af gewandeld heeft, nog gerespecteerd en geëerd. De flaneur is hier een beschermde soort. Hier kan hij zijn volmaakte zelf zijn en, door de eeuwen heen, in dialoog treden met de zijnen.
Boekendienaar schrikt op uit zijn mijmeringen. Vanuit een lawaaierig motorbootje schreeuwt een groepje jongeren hem lacherig iets onverstaanbaars toe, waarbij ze zichzelf met de wijsvinger tegen het hoofd tikken. Boekendienaar wuift vrolijk terug. De dag is perfect, zijn maag knort. Vanavond is hij genodigde bij Alexandre Dumas, in Château de Monte-Cristo enkele kilometers stroomafwaarts. Hij verheugt zich al op Dumas’ specialiteit: gerookte berenpoot met schildpad. Met hem zal hij ongedwongen van gedachten kunnen wisselen over de voorbije dag en andere literatuur.
Geef een reactie