
Op zeven augustus 1940 begint Francis Ponge een logboek bij te houden over zijn zoektocht naar een gedicht over het wezen van een ding, in dit geval: ‘het pijnboombos’. ‘Het zakboekje van het pijnboombos’ is een schitterend experiment en een heus taalavontuur. Ponge brengt twee weken door in een pijnboombos: wandelend, zittend, liggend, slapend, ruikend, observerend, zwijgend, luisterend. Hij wil zo dicht mogelijk bij het ding komen door te zoeken naar het juiste beeld, de juiste woordcombinaties en de juiste klank.
Ponges zoekproces is even intrigerend als pijnlijk. Zijn tekst zwalpt alle kanten op. Die is afwisselend elegant en stuntelig, overtuigend en twijfelend, bezwerend en vol overgave. Hij herhaalt formuleringen, schrapt woorden, verkent nieuwe beelden, herbegint. Ponge pakt zijn onderzoek semiwetenschappelijk aan. Zijn blik is lyrisch noch sentimenteel. Maar ook niet streng objectiverend of louter registrerend. Hij heeft een nieuwsgierige, onderzoekende blik, een blik die de taal nodig heeft om de dingen zelf tot spreken te brengen. Hij streeft trefzekerheid na en de etymologie der woorden is daarbij belangrijk. Hij legt de lat hoog, wil zich bevrijden van conventies en het cliché overstijgen. Zijn zoektocht wordt obsessief. Koortsachtig wisselt hij van invalshoek. Hij probeert het pijnboombos mythologisch, architectonisch en via analogieën te benaderen. Nu eens legt hij de volle verantwoordelijkheid bij de dichter; vervolgens schuift hij die op het ding af dat zich maar niet wil openbaren; dan weer is de ontoereikende taal de pineut. Maar Ponge geeft zich niet zomaar gewonnen. Hij wil en zal het ding veroveren!
De dichter beseft dat hij er met louter beschrijving niet komt. Hij moet de verhouding tussen het ding en de taal onderzoeken en daarbij de mens zo veel mogelijk buiten beschouwing laten, wars van antropocentrisme. Toch wordt hij telkens weer teruggeworpen op zijn persoonlijke beleving van het pijnboombos. Hij kan niet om metaforen heen telkens wanneer hij dichter bij het ding komt. Het ding blijft maar weerstand bieden. Soms wordt hij radeloos. Hij daagt het bos uit, smeekt het om tevoorschijn te komen en gedraagt zich als een dwingeland.
Een volgend hoofdstuk krijgt de titel: ‘Vorming van een poëtisch gezwel’. Ponge presenteert het prozagedicht van twee alinea’s, het resultaat van twee weken interactie met het ding. Volgens mij raakt hij met dat gedicht op een bepaalde manier aan de essentie van het pijnboombos. Best indrukwekkend. Maar het is niet genoeg. Dat ziet hij in. Hij zit gevangen in twee beelden: enerzijds het beeld van een tempel van bouwvalligheid, anderzijds dat van een wilde roodharige omringd door spiegels en getooid met haarspelden. Het gedicht getuigt vooral van rusteloosheid, waar hij net van af wil.
In het volgende deel: ‘Dit is allemaal niet wat het zijn moet’, vraagt Ponge zich af wat hij nu opgeschoten is met de vorming van dat poëtisch gezwel. Hij is er – volgens hemzelf – niet in geslaagd door te dringen tot het karakter van het pijnboombos. Heeft hij zijn tijd verknoeid? Ponge meent van wel. Niet zo, denkt de lezer. Want de aantekeningen in ‘Het zakboekje van het pijnboombos’ geven een boeiende en unieke inkijk in het proces van het dichten en bieden een alternatieve visie op menselijkheid.
In een aanhangsel legt Ponge uit wat hem ertoe bracht iets dergelijks te ondernemen. Zijn doel was zowel poëtisch als politiek. Hij beoogde een nieuwe wereld te verwerven, waarin mensen en dingen harmonisch met elkaar in betrekking staan, via de taal. In dat opzicht gaat dit boekje zowel over de geboorte van een gedicht als de demystificatie van de inspiratie en de vernietiging van het gedicht door zijn onderwerp. Ponge is dus niet zozeer een ‘dichter van de dingen’, maar wel een ‘dichter van de verstandhouding tot en de omgang met de dingen’. Met ‘Het zakboekje van het pijnboombos’ zet hij de lezer aan om zich niet blind te staren op zijn unieke menselijkheid maar om zich bewust te zijn van zijn beperkingen en een intensieve exploratie van het andere aan te vatten. Om zo nieuwe mogelijkheden in zichzelf te ontdekken en zijn definiëring van het menselijke meer te laten bepalen door zijn verhouding tot de dingen. Een levensles.
Geef een reactie